Aan de rand van onze stad ligt een waterwingebied. Allerlei vogels hebben het ontdekt. Regelmatig zien we vanaf de snelweg reigers, ganzen en eenden staan. (Ja, ik rijd nog steeds auto) Het water is soms overvloedig aanwezig, deze zomer was het opgedroogd tot een smal plasje waar dieren gelukkig nog konden drinken. Naast, merels en kauwtjes hebben nu ook spreeuwen de plek gevonden, en van de week mijn dochters de spreeuwen. Na een fietstocht vertelden ze opgetogen over het massale zwermen. De volgende dag zijn we met familie gaan kijken.
Eenwording
Op een klein parkeerplaatsje voor een hek met een bord ‘verboden te betreden’ staan tegen de schemering al wat vogelaars. Met een bak dampende koffie uit de thermoskan wachten we, terwijl we uitkijken op de avondrode lucht en bomen in herfsttooi die het gebied omranden. Een bosje aan de boerenweg achter ons maakt de beslotenheid compleet. Omhoogkijkend zien we een ronde schemerblauwe ruimte, voor ons wachtend riet. Ze komen voorzichtig, in kleine groepjes, soms vijf, soms vijftien, druk fladderend, zwevend en wendbaar. Net zo snel als ze verschenen zijn, verdwijnen ze weer. Maar ze komen terug, in steeds grotere groepen. Van links en van rechts over de boomtoppen slingeren ze op elkaar in en worden één in volle vlucht.
Squadron
Ook van achter de bomen aan de overkant van het water komen ze en voegen zich bij de zwenkende wolk. Die vliegt hoog en laag, komt dan weer wat dichterbij – je hoort nog steeds niets – en zwelt weer aan met nieuwe spreeuwen die zich verder weg aansluiten. Ineens is de wolk van inmiddels duizenden vogels verdwenen langs de linkerzijde. Dan gooien we ons hoofd in onze nek, want van achter komen ze hoog over ons heenvliegen. De hele ruimte vult zich met zwarte vlekjes, allemaal ongeveer even ver van elkaar, een squadron met een missie. Even lijkt het licht te regenen: poepjes?
Kunstenaars
De spreeuwen blijken kunstenaars. Ik had het al wel gezien in natuurfilms, of van veraf, maar nog nooit zo dichtbij. Al zwenkend en elkaar volgend alsof ze gedreven worden vanuit één organisme, vormt de wolk een hart, loopt dan uit in een lange lepel om dan vlak voor ons als vuurwerk uiteen te spatten. Ik sla verwonderd met open mond en een lach op mijn gezicht het schouwspel gade, kijk naar mijn familieleden en zie ze precies hetzelfde doen. De vogels zetten nog meer vaart en het zwenken gaat nu gepaard met donkere verdichtingen van duizenden tegen elkaar fladderende vleugels. Dát is te horen. Je zou bijna denken dat het mis gaat, maar de scherp gelijnde opstoppingen lossen als vanzelf op en verwaaien wervelend in vloeiende vormen. Nog eenmaal draaien ze als een cilinder om elkaar heen, wijken uit en komen dan in een lange sliert omlaag.
Ineens, in de tijd van nog geen twintig seconden zakken de spreeuwen naar beneden. Met z’n duizenden vinden ze een plek in het riet. Dan pas wordt het lawaaiig. De moeilijk waarneembare bolletjes kwetteren naar hartenlust terwijl de duisternis valt. Het riet ziet zwart. Enigszins verkleumd maar zeer voldaan keren we huiswaarts.
Twee keer zijn we terug geweest voor het adembenemende schouwspel. De laatste keer werden we teleurgesteld. Het bleef bij kleine wegtrekkende groepjes, de spreeuwen hadden een andere slaapplaats gevonden. Natuur is niet maakbaar. Dit vuurwerk is niet te koop, niet op afroep beschikbaar en misschien ook nog daarom, is het ongeëvenaard!