“Ieder mens is in wezen goed…”, zegt ze en kijkt me aan. “Ook een crimineel die iets verschrikkelijks heeft gedaan. Die doet dat namelijk vanuit de behoefte zich goed te voelen. Als hij daarvoor bijvoorbeeld moet moorden duidt dat op geestelijk ziek zijn.” Mijn moeder neemt een trek van haar sigaret en vervolgt: “En het is ook zo belangrijk dat mee te geven aan je kinderen. Dat ze goed zijn zoals ze zijn. Ze aan te spreken op hun gedrag als ze iets fout doen, maar ze als mens te laten staan; jíj bent goed, maar dat gedrág kan anders!” We zitten ‘s morgens aan de koffie en praten zoals we vaker doen. Over een onderwerp dat haar en mij raakt. Naar aanleiding van een gedachte, omdat zij een programma heeft gezien, of omdat ik met een dilemma zit.
Het valt even stil en de geluiden van de tuin dringen binnen door de openstaande deur. “Heb je m’n blauwe regen al zien bloeien?” We staan op en lopen naar buiten. Als we genieten van de vroege lentezon, schiet er ineens een winterkoninkje over het gras en blijft op het tuinhek zitten. Dan vliegt het terug, ergens onder een stronk en horen we rumoerig getwitter. Jongen! Ik tuur en zie drie tegen elkaar verstopte bolletjes, met breedgele bekkies. “Kijk daar!”, wijs ik mijn moeder. “Waar?” “Daar onder!” “Oh, wat leuk!” Verrukt is ze, de koning te rijk, net als ik. Heerlijk zo te kunnen delen.