Redelijkheid, beleefdheid en begrip zijn kwalificaties die ik niet zou noemen als ik mezelf zou moeten beschrijven, die heb je als volwassene vanzelfsprekend in huis. Tot mijn schaamte had ik ze onlangs weer even minder tot mijn beschikking. Hoe moet dat nu als het over méér gaat dan een goedkoop ontbijtje?
Vrolijk lopen mijn jongvolwassen dochters en ik door een warenhuis waar ’s morgens vroeg goedkoop ontbijtjes geserveerd worden. Één van de schaarse momenten dat zij beiden buiten de vakanties om door de week tijd hebben. Als wij het restaurant binnenlopen treffen we de vitrine waar normaliter broodjes en schaaltjes met beleg uitgestald staan volkomen leeg aan. Nee he! Ik kijk werktuigelijk naar de klok en zie dat het vier over tien is. ‘Even vragen’, mompel ik en loop langs de balie door naar de kassa. Daar staat een strabante jongedame, die waarschijnlijk voorvoelt wat er speelt. ‘We komen voor een ontbijtje, is dat er niet meer?’, informeer ik vriendelijk. ‘Nee’, antwoordt zij helder en krachtig, ‘dat is op, vanaf tien uur serveren we geen ontbijt meer.’ ‘Maar het is vier over tien, heeft u niet nog broodjes achter liggen?’ probeer ik. ‘Nee, om tien uur ruimen we op, maar we hebben wel belegde broodjes!’ Haar toon en lichaamstaal laten niets te raden over, zij zal niet zwichten. Ik word pissig. ‘Oh!’ Zichtbaar ontstemd kijk ik m’n dochters aan. ‘Oké, en nu?’ Er is nog een andere locatie met een goedkoop ontbijt net buiten de stad, maar dat betekent haasten. Mijn jongste dochter oppert: ‘Mam, dan nemen we toch een belegd broodje?’ De strabante jongedame laat ons beraadslagen en helpt inmiddels een andere klant. Als die betaald heeft, vraagt ik haar op kille toon wat de belegde broodjes kosten. ‘Drie euro’, zegt ze en kijkt me met opgeheven kin aan. ‘Fijn!’, antwoord ik, buig me naar m’n dochters en meld ontevreden: ‘dat wordt dan negen euro in plaats van zes, en dat voor de broodjes alléén!’ Ongemakkelijk met de situatie, omdat ze weten dat ik mijn gram haal als ik me onrechtvaardig bejegend voel, proberen ze te sussen. M’n oudste zegt: ‘Mam, we betalen gewoon mee!’ Ze weet ook dat het daar niet om gaat. ‘Welke broodjes heeft u?’ vraag ik monotoon, nog net beleefd. Ik kijk haar niet meer aan. We bestellen er drie en wat te drinken. De strabante dame handelt het contact professioneel en koel af, inclusief de cacao op de cappuccino.
Aan tafel genieten we van ons heerlijke broodje. M’n oudste dochter meent: ‘Mam, je moet nog wel even naar haar toe, dit kan zo niet.’ Ze heeft gelijk, dat had ik me ook al bedacht. Nadat ik naar het toilet geweest ben, schiet ik de strabante even aan en maak m’n excuses. Ze lacht vriendelijk als ik haar vraag naar het ontbijtbeleid. Dat voelt beter, afgehandeld.
Maar het blijft hangen. Ik ben me bewust van de onrechtvaardigheid van sociaal economische ongelijkheid in de wereld. Ik ben overtuigd van de noodzaak te consuminderen, te verbinden en te delen om onze planeet te redden. Om een leefbaar bestaan voor allen te garanderen. En dan maak ik ruzie over een ontbijtje, een luxeprobleem! Het soort communicatie dat we nodig hebben schreeuwt om openheid voor de leefwereld van de ander, begrip en het vermogen te luisteren. Luisteren zonder oordeel. Maar ‘ns beginnen met openheid naar en minder oordelen over mezelf. Dat zal helpen me minder door frustratie te laten leiden en geeft me de ruimte het de volgende keer anders aan te pakken!